Touwslagerij

‘In een blauw geruite kiel draaide hij aan ’t grote wiel’. Laat ik nou altijd gedacht hebben  – hij is immers niemand minder dan Michiel Adriaanszoon de Ruyter – dat met ’t grote wiel het stuurwiel van een schip werd bedoeld. Maar nee, het gaat hier om het wiel op een lijnbaan in een touwslagerij. Waar de toen nog alleen maar vurig op een zeemansbestaan hopende Michieltje aan draaide en draaide. Niet erg lang overigens, want wegens slecht gedrag werd zijn touwslagerscarrière in de kiem gesmoord.

Over een touwslagerscarrière gesproken, Albert Steenbergen wilde daar aanvankelijk ook niets van weten. Terwijl hij, vierde generatie in een echt touwslagersgeslacht, er letterlijk voor in de wieg was gelegd. “Tot mijn achttiende heb ik hier geen dag gewerkt. Wilde ik ook niet. Niet zo gek, mijn vader was bijna nooit thuis, altijd aan het werk. Dat vooruitzicht, nee, zag ik niet zo zitten. Bovendien, er waren zoveel andere, veel leukere dingen te doen.

“Zoveel andere, zoveel leukere dingen te doen”

Militaire dienst, we schrijven 1997, het laatste jaar dat je daarvoor kon worden opgeroepen, zorgde voor een ommekeer. “Ik had van vrienden die net in dienst waren gegaan gehoord dat hun diensttijd niet veel voorstelde. Niks geen avontuurlijke oefeningen… Omdat de dienstplicht op zijn laatste benen liep, waren ze vooral veroordeeld tot klusjes binnen de kazernemuren. Ook dat zag ik mij niet doen. Dus toen ik hoorde dat je onder dienstplicht uit kon als je op je werk niet kon worden gemist, hebben mijn ouders dat geregeld. Het waren magere tijden in de touwslagerij, mijn vader stond er helemaal in zijn eentje voor en alleen al voor de lijnbaan moet je met zijn tweeën zijn. Dus mijn vader kon mij echt goed gebruiken.”

Zo gezegd, zo gedaan. Op twee voorwaarden. Van zijn ouders moest hij zijn middenstandsdiploma halen. En van het ministerie van defensie moest hij minstens twee jaar blijven werken in het familiebedrijf. Wederom: zo gezegd, zo gedaan. Sterker, volgend jaar viert Albert jr. zijn zilveren touwslagersjubileum.

Albert: “Voor de buitenwacht lijkt het altijd zo leuk, zo voor de hand liggend ook dat je in het familiebedrijf stapt. Maar dat was het voor mij zeker niet. Want je krijgt je vader er wel automatisch bij. En dan niet alleen als vader, ook als baas. Dat is niet altijd even makkelijk. Al helemaal niet als je, zoals ik toen, net 18 bent. Het was dan ook heel goed (voor mij én voor mijn vader en moeder) dat ik binnen een paar maanden nadat ik in de zaak kwam op mij zelf ben gaan wonen.”

“In een familiebedrijf krijg je je vader er wel automatisch bij”

Goed, hij zat dan in de zaak maar daarmee was hij natuurlijk nog geen touwslager, verre van zelfs. En een opleiding, nee, die was er niet en die is er niet. Er waren wel wat boekjes over het vak, maar  (buiten op vakantie zo nu en dan een misdaadromannetje) Albert was en is niet zo’n lezer. Wat dat betekende, laat zich makkelijk raden: de praktijk als leerschool. Met vader als meester. 

“Maak daar maar gerust harde leerschool van. En strenge meester. Let wel, dat vond ik toen. Nu ben ik blij dat mijn vader zo heeft gehamerd op discipline. Dat had ik nodig. Ik zal het je nog sterker vertellen: ik pluk daar nog dagelijks de vruchten van. Want vergeet niet dat er ook in de touwslagerij – een hele dag touwladders of klimtouwen – heel wat terugkerende, eentonige klussen zijn.”

“Meer en meer handigheid, steeds leuker en leuker”

We maken een sprongetje in de tijd. Van tien jaar om precies. Tien jaar waarin Albert het touwslagersvak steeds beter onder de knie begon te krijgen. “Ik merkte stap voor stap dat ik er meer en meer handigheid in kreeg. Ik begon steeds meer het idee, het besef te krijgen dat ik iets kon, dat ik iets kon maken. Ja, en dan wordt het automatisch ook steeds leuker en leuker. Ja, zelfs zo leuk dat we in 2000 hebben besloten dat ik de zaak zou gaan runnen. Een overname dus.”

Daarmee was ook de vierde generatie Steenbergen weer touwslager. Met ziel en zaligheid. Albert:
“Dat is ook meteen het verschil tussen ons en de grote industriële touwfabrieken. Wij zijn geen operator aan een voorgeprogrammeerde machine, wij maken levend touw.
Dat kan alleen maar in een setting zoals hier: kleinschalig, ambachtelijk. Zoals we het eigenlijk al sinds 1900 doen. Natuurlijk, ook wij zijn lekker gemaakt met al het moois van grootschaligheid. Goed dat we daar nooit in zijn meegegaan. Goed dat we altijd bij onze oorsprong, onze bron zijn gebleven. Want anders waren we (naast ons is er nog maar één ambachtelijke touwslager in Nederland) er al lang niet meer geweest.”

“Ons touw op beurzen in Milaan en in trendy winkels”

Daarmee waren ook de touwlampen van Christien Meindertsma er waarschijnlijk niet geweest. Of had Michelle Obama van toen nog kroonprins Willem-Alexander geen geheel in Steenbergen-touw uitgevoerde Ottoman-poef cadeau gekregen. Albert: “Dat is een mooie ontwikkeling van de laatste jaren, steeds meer ambachtelijk touw in de designwereld. Al past deze ontwikkeling natuurlijk helemaal bij de groeiende hang naar het echte, het ware product. En dat ons touw dan ineens op beurzen in Milaan en in trendy winkels te zien is, prachtig natuurlijk!”

Over ’te zien zijn’, er is een kans dat Albert figureert in de nieuwe film over Michiel de Ruyter. Maandag 19 mei bouwt hij met zijn twee medewerkers op de kade van Veere een touwslagerij op. Als heuse filmset. De dinsdag en woensdag daarna zijn de opnames. Hun kostuums liggen al klaar. Ik zie de aftiteling al voor mij: ‘Met dank aan Albert Steenbergen/Touwslagerij Steenbergen.’ 

Steenbergen… Loopt de volgende generatie al warm voor het touwslagersbestaan? Albert tot slot: “Nog geen moment aan gedacht. Geen idee of mijn dochters daar oren naar hebben. Ach, wat zal ik mij druk maken op mijn tweeënveertigste. Voorlopig ga ik nog zeker 30 jaar door.” —

ACHTERGROND

Ik had een kerstkindje moeten worden, maar ik werd – geboren op 5 december 1971 – een Sinterklaassurprise. Geboren in Gorssel, trouwens. En getogen, tot en met de dag van vandaag. 

Een studiewonder, nee, dat was ik zeker niet. Wel handig met mijn handen. Dus na de lagere school op naar de LTS in Lochem, de opleiding houtbewerking. Daarnaast natuurlijk hier en daar een baantje. Bij de plaatselijke supermarkt, in de vakantie bij een boomkwekerij.

Ook al was ik een zoon uit een touwslagersfamilie, trok het touwslagersvak mij toen nog helemaal niet. Ik was dan ook van plan om na de LTS metseltechniek te gaan doen. Was, inderdaad, want het werd toch het familiebedrijf.

Sinds 2002 ben ik getrouwd met Liesbeth Klein Hulse. We hebben inmiddels twee dochters, Britt en Doortje. Gemotiveerd door Liesbeth hebben wij samen – in mijn eentje was het op mijn 18e niet gelukt – het middenstandsdiploma gehaald. Naast haar eigen baan werkt zij ook mee in de touwslagerij: zij doet daar de boekhouding.

Verder hebben we twee vaste medewerkers, Bjorn en Rick. En natuurlijk staat mijn vader mij af en toe bij met raad en daad.